Begrippen die door een foute lading de maatschappij verdelen ![]() 1. Xenofoob / 2. Verdelen / 3. Hypocrisie 4. Populisme
Het verhaal van de kip en het ei. Maar uiteraard vallen ‘populistische’ uitspraken op een koude steen of niet. Het principe is alvast duidelijk: je moet het volk achter je krijgen om het als verkozene te kunnen/mogen leiden. Dat daarbij aan referenda gedacht wordt, is vanzelfsprekend. Verlichtingsfilosoof Jean-Jacques Rousseau zag ruim een paar eeuwen geleden al een probleem: er moet een onderscheid blijven tussen de maker van de wet (die verondersteld wordt universele geldigheid na te streven) en de uitvoerder van de wet (die de wet in zijn modaliteiten moet toepassen op de individuele burger). Bij directe democratie wordt het volk wetgever en wetuitvoerder tegelijk. Daardoor dreigt – volgens Rousseau - belangenvermenging, favoritisme en uiteindelijk despotisme. Een probleem van een andere aard is de link met demagogie: demagogie is een mogelijke aanpak van de populist, in die mate zelfs dat de graad van demagogie, volgens sommigen althans, ook de graad van populisme meet. Mede daardoor verzeilt het woord in het lijstje van efficiënte scheldwoorden.
Verder kan je je ook een aantal vragen stellen die best vooraf uitgeklaard worden om de credibiliteit van een als ‘populistisch’ gepercipieerde aanpak enigszins te garanderen: wie is de legitieme leider? Hoe luistert hij en hoe komt hij de volkswil te weten? Wie spreekt namens het volk? Bestaat er überhaupt zoiets als een volk? Behoort elke inwoner per definitie tot het volk? Welk verband is er tussen de volkswil en het algemeen belang? Kan een vooruitziend en intelligent leider de wil van het volk voor zijn? Kan je de volkswil meten? Kan je populisme meten of wegen? Populisme staat vanouds lijnrecht tegenover elitarisme (de ‘afgeschermde’ superioriteit van de politieke, economische, financiële, culturele, zelfs religieuze … elite). Populisme komt dus in de buurt van protest van onderuit, in de regel dus van niet-gelegitimeerde leidinggevenden en machthebbers. M.a.w. het treedt op als het op dat moment geldende politiek niet-correcte denken. Wat anders heeft de Brexit het doen halen? Je gebruikt daartoe de taal en het aanvoelen van je publiek, de ontevreden en machteloze massa. De gewone man met zijn bewierookt goed functionerend boerenverstand wordt rechts én links de maat van alle dingen – en het doelwit van politici. Berlusconi en Grillo in Italië, Trump en Sanders in de VS, Ciudadanos en Podemos in Spanje, Gouden Dageraad en Syriza in Griekenland, Vlaams Belang en PVDA bij ons … zijn schoolvoorbeelden van ‘populisme’. Zijn ze alle in dezelfde mate te veroordelen? Verdienen ze alle dezelfde achterdocht, hoon en scheldtirades? Meteen is duidelijk dat de oorzaak van en de oplossing voor de breuklijn tussen populisme en elitarisme elkaars spiegelbeelden zijn. Het is aan de elitaire klassen om het zelfverklaarde ‘niveauverschil’ - je kan ook van superioriteit spreken - tussen hen en de anderen weg te werken of althans zo veel als mogelijk te verminderen. Hun status berust immers enkel en alleen op het geschenk dat ze voor zichzelf voorzien hadden: macht, aanzien, talent, geld. Allen beweren ze dus te spreken namens het ene zelfde volk. Dat doet toch meer dan enkel onbewust denken aan oorlogssituaties waarin alle strijdende partijen de hulp van (dezelfde) god inroepen om in diens naam voor de overwinning te strijden en de vijand te vermorzelen. Deze ‘populistische’ bewegingen zijn bij een (vaak verrassende) verkiezingsoverwinning dan ook niet geneigd om in coalitie te gaan met de overwonnenen, ze gaan het liefst alleen verder. Tenzij ze plotseling schrikken van hun eigen groot geworden schaduw. Wat filosoof Johan Sanctorum tot deze formulering brengt: populisten zijn disruptieve spelers die inbreken in het systeem met een ander discours, een andere strategie. Net daarom zijn ze heel nuttig voor de democratie. Want ze laten meningen botsen waar dat in het centrum niet meer kan. Tactiek? Zeker, van hun verleden hebben ze in de regel weinig last want net als de hypocrieten (zie 3) schakelen de populisten hun aartsvijand ‘de tijd’ uit: zij vergeten gemakshalve het verleden omdat dat vaak in hun nadeel speelt, en ze mikken op een utopische toekomst voor de eigen doelgroep. Populisme vindt pas goed zijn weg als het heersende bestel verzwakt is, zich niet meer kan verdedigen, geen vertrouwen of hoop meer wekt. Als links rechts ervan verdenkt populistisch te zijn, komt er een rechtse tegenaanval met als aanklacht: populisme. En andersom. Waar (centrum)links tot voor enkele decennia de stem van het onderdrukte volk was, is het ondertussen de ‘mede-onderdrukker’ van dat volk geworden. Gevolg? Hun trouw kiespubliek liep over naar het disruptieve Vlaams Blok/Belang. En precies vandaag gaan ook de ‘rechtse’ kiezers van NVA die kant uit. De tentakels van het populisme zijn lang en weinig kieskeurig. Kortom, populisme is een van de vele lege begrippen geworden waarvan men zich kan bedienen. Zo mag je het zonder problemen populistisch vinden als populisten andere populisten van populisme beschuldigen. Een variant op: wat je zegt, ben je zelf. Het zou dan ook van een grotere eerlijkheid getuigen en tevens correcter zijn (zeker in een politieke context) de term ‘populistisch’ te vervangen door die van ‘populair’ die, met al zijn betekenissen, beter weergeeft waar de gebruiker ervan voor staat: hij geeft toe dat hij in een ondergeschikte relatie staat en een zekere afgunst voelt. Populisme betekent immers niets als je niet door de anderen populair bevonden of gemaakt wordt. Het is iets dat je overkomt, als je er te gretig naar hengelt, word je ervoor afgestraft. Voorbeelden van ‘gewone’ politici die opeens razend populair werden – zeer vaak tot hun eigen grote verrassing – zijn legio. Brengt er iemand alsnog wat licht in deze duisternis? Spinoza herkent in een mensenleven, in elk individueel mensenleven, twee grote passies: angst en hoop. Wat was de Brexitcampagne in al haar bipolair populisme anders dan waarschuwen en beloven? Wie vooral hecht aan wat hij te verliezen heeft, neigt naar angst. Wie daarentegen vooral uitkijkt naar wat beter kan, neigt naar hoop. Het volk - dat meer is dan een verzameling individuen - is die twee samen. Op heraclitische wijze. Je vindt nooit een onomstreden meerderheid voor één van de twee. En het zijn zeker geen homogene, noch statische blokken. Iedereen hoopt en vreest al eens, maar nooit in dezelfde mate. Het behoort tot de grootste opgaven van de mens het evenwicht tussen die twee te zoeken, te bewaren en te vrijwaren voor wie na hem komt. En omdat de dimensie van die opgave existentieel is, dit passende slotwoord: ‘L’homme est condamné à être libre.’ Lees ook deel 1: Xenofoob deel 2: Verdelen deel 3: Hypocrisie |